Kunst kan prachtig zijn, overweldigend soms, kleurrijk en verhalen vertellend, klein en bescheiden. Elk kunstwerk dat ik tegenkom benader ik met nieuwsgierigheid: wat gebeurt hier, hoe is het gemaakt, wat is de vorm, de uitstraling, hoe oud is het? Enzovoort enzovoort. Kunst houdt me dus vooral rationeel bezig, hoe mooi het ook is. En daarmee is het geen bron van troost voor mij, tenzij ik in het gezicht van een middeleeuwse Maria kijk, die een onpeilbare uitdrukking in haar ogen heeft, terwijl ze haar zoon liefdevol vasthoudt. Die blik laat mij de ellende van het leven zien en gaat vaak recht naar mijn ziel en maakt mij verdrietig.
Muziek: hoeveel mooie stukken zijn er niet gemaakt, in zoveel verschillende genres. Ik kan er van genieten wanneer er stukken zijn die me ontroeren en raken: Richard Strauss liederen, Mahler symfonieën, Beethoven, Mozart, een aantal prachtig geschreven popsongs. Enzovoort en zoverder. Maar echte troost bieden doet me dit allemaal niet.
De echte troost komt uit een heel andere hoek voor mij.
Ik had een tante waar ik heel dol op was. Ze was daags na haar huwelijk met de broer van mijn moeder naar Ierland geëmigreerd en woonde daar tot haar dood. Ik mocht in mijn tienerjaren vaak bij haar logeren. Ze was een vrolijke vrouw die helemaal nergens moeilijk over deed en een warm nest maakte voor iedereen die langs kwam. Ze was mijn idool en zo anders dan mijn eigen moeder. Ik bezocht haar regelmatig. Tegen het einde van haar leven woonde ze in een verzorgingstehuis. Ze was slecht ter been maar kon de verpleging altijd wel bewegen om haar buiten op een stoel te zetten, zodat ze de lucht kon voelen, de zon op haar gezicht kreeg (als ie er was) en de vogels in de gaten kon houden die in de tuin van het huis af en aan vlogen. Vaak genoeg kreeg ze een bui op haar hoofd (het was tenslotte Ierland – it ought to have a roof over it! -) en vergat de verpleging haar op tijd binnen te halen. Ze morde nooit en bedacht zelf dat ze een fluitje om haar nek kreeg zodat ze kon aangeven dat ze weer naar binnen wilde komen of dat er een bui in aantocht was.
Ik ben zelf liever buiten dan binnen. Dagelijks maak ik mijn wandeling en beleef ik de natuur. Ik kan niet zonder. Mijn kinderen heb ik al lang geleden gevraagd of ze me alsjeblieft naar buiten willen meenemen, mocht ik het op een kwade dag niet meer zelf kunnen. Take me where I only feel the wind across my face. Daar waar ik de vogels kan horen en kan zien vliegen en de wind met mij speelt. Dat zijn twee dingen die me altijd en elke dag troost en tevredenheid kunnen bieden, waar ik ook ben.
Marloes de Graaff