Ooit 15 keer waardevoller dan goud, maakte purper, gewonnen uit zeeslakken, de Feniciërs tot rijke handelaars. Tegenwoordig kennen slechts een handvol mensen wereldwijd deze oude techniek om paarse kleurstof te maken van slakken. De Tunesiër Ghassen Nouira is een van hen.

14a3b3097bc0f0848ee96cfe9746c04f9b907ddd.jpg

Slechts een paar mensen kennen de eeuwenoude Fenicische techniek om paarse kleurstof te maken van zeeslakken. – © Tom Wescott / MEE
Ghassen Nouira steekt grijnzend zijn hoofd naar buiten door het raam van zijn betegelde tuinschuurtje en vertelt hoe zijn werk, het maken van paars pigment volgens een millennia oud procedé, hem bijna zijn huwelijk heeft gekost.
‘Ze dreigde van me te scheiden vanwege de afschuwelijke stank van dit werk, dus om mijn huwelijk te redden heeft mijn vader me toen zijn schuurtje gegeven.’
Nouira’s schuurtje is een microkosmos van de wereld van het purper, ooit het terrein van de Feniciërs, de beschaving die zich tussen 1200 en 300 voor Christus uitstrekte over de kusten van de Middellandse Zee. Om één gram van het pure paarse poeder te maken zijn 120 pond slakken nodig en de Feniciërs waren bedreven in het arbeidsintensieve procedé waarmee dat gebeurde. Zij wonnen deze kleur paars uit een zeeslak met een kleurstof producerende klier, die de Romeinen murex noemden, produceerden er commerciële hoeveelheden van die ze in het hele Middellandse Zeegebied en daarbuiten verkochten.
Zo’n 4000 jaar later zijn er nog maar enkele mensen op de wereld die met behulp van traditionele methoden paarse kleurstof uit de murex winnen en Nouira is een van hen. Hij is al twaalf jaar lang geobsedeerd door het reproduceren van ‘Tyrisch purper’ (ook bekend als keizerlijk purper), de kostbaarste kleur in de oudheid. Maar die obsessie stinkt behoorlijk. Of het nu gaat om het eindeloze schoonspoelen van slakken die op de modderige oceaanbodem leven, het eruit halen en drogen van de kleurstof producerende klier of het experimenteren met verftechnieken: bij alles komt een overweldigende stank vrij.

Geschiedenisles

Op school had Nouira weinig belangstelling voor geschiedenis, maar één les over de Feniciërs raakte een snaar. ‘Toen de leraar over de murex vertelde, dacht ik: ik ken die slakken, ze stinken, maar hoe is het mogelijk om daar verf van te maken? Het bleef me bij, dat rare idee dat je kleur uit een slak zou kunnen halen.’ Zo’n dertien jaar later kreeg hij een glimp te zien van wat de Feniciërs zo had geïnspireerd.
‘Ik was net terug van mijn huwelijksreis en toen ik over het strand liep, zag ik een kleine, dode murex met een gat in zijn schelp. De zon scheen erop en daar zag ik die prachtige roodpaarse kleur,’ vertelt hij. ‘Ik moest meteen weer aan die geschiedenisles denken en nam de murex mee om hem aan plaatselijke vissers te laten zien. Zij zeiden dat die beesten in overvloed in de Tunesische wateren aanwezig waren en dat ze vaak met hun puntige schelpen in hun netten bleven hangen.’ In historische teksten over Fenicische verftechnieken vond Nouira maar heel weinig informatie, dus op een dag zat hij met een zak vol slakken, maar zonder enig idee waar hij moest beginnen. ‘Ik plette de schelpen, maar er gebeurde niets. Dat maakte me kwaad, dus stopte ik alles maar in een plastic zak en gooide die bij het vuilnis,’ vertelt hij. ‘Om de een of andere reden maakte ik later de zak weer open en toen was alles paars. Ik had me niet gerealiseerd dat de kleurstof tijd nodig had om zich te ontwikkelen.’
Daarna experimenteerde hij net zolang tot hij de kleurstof producerende klier van de murex ontdekte. Hij zocht op internet naar anderen die hiermee bezig waren en vond er maar een handjevol, onder wie een Japanse wetenschapper en een Franse schilder.
‘Eigenlijk kon niemand me advies geven: er waren maar zo weinig mensen mee bezig. Dus moest ik het alleen uitzoeken, en het met vallen en opstaan leren.’ Na twee jaar experimenteren produceerde hij zijn eerste beetje pigmentpoeder. Daarvoor moeten de schelpen eerst een voor een verbrijzeld worden en moet de klier eruit gehaald worden. Die klier is wit en bevat een kleurloze vloeistof, maar wanneer hij met een laagje zout eromheen (om het vocht op te zuigen) wordt blootgesteld aan zon en lucht, begint hij te oxideren. In ongeveer driekwartier wordt het materiaal dikker en verandert de kliervloeistof van kleur: van geel naar groen, naar blauw en uiteindelijk paars. Vervolgens worden de klieren schoongespoeld en op een glazen plaat gelegd, uit het directe zonlicht, want daardoor zouden ze in dit stadium zwart worden, wat het kleurend vermogen zou bederven. Eenmaal gedroogd zijn deze klieren tientallen jaren te bewaren voor later gebruik.
De productie van het pure pigment is nog complexer. Daarvoor is een eindeloos proces van schrapen en filteren nodig, waarna het geconcentreerde pigment gedroogd en gemalen kan worden, en ten slotte wordt het fijne poeder zorgvuldig gezuiverd van de allerlaatste achtergebleven stukjes schelp. Een ‘verschrikkelijk secuur en langzaam werkje’ noemt Nouira dit procedé; na twaalf uur werken heb je nog maar een kwart gram pigment.

Voor de rijksten

‘Met 1 gram kun je 10 tot 15 gram textiel verven (de mouw van een overhemd), daarom was en is deze verf ook zo duur,’ legt Nouira uit. ‘Koninklijke mantels in de oudheid waren nooit helemaal paars, ze hadden alleen paarse randen en strepen. Hoe rijker de eigenaar, hoe breder die paarse strepen, want die kleur was alleen betaalbaar voor de rijksten en machtigsten.’
In deze tijden van milieubewust leven lijkt het wreed om zo veel slakken te offeren voor zo’n kleine hoeveelheid kleurstof, maar volgens Nouira wordt er bij zijn werk niets verspild, want zijn familie eet alle slakken waaruit hij de klieren heeft verwijderd; hij heeft inmiddels een hele reeks recepten verzameld die volgens hem verrukkelijk zijn. ‘Niets wordt verspild. De schelpen kan ik in grote pottenbakkersovens bakken en dan vermalen, wat een hoge kwaliteit kalk oplevert die te gebruiken is als bouwmateriaal of als basis voor purpurissum (paars verfpigment), hij is ook prima als bemesting voor zure grond en kan zelfs gebruikt worden bij het verven van kleding in plaats van soda,’ zegt hij. ‘En dat komt allemaal van zo’n simpele slak.’
Na jaren van experimenteren met de drie soorten murex die in de Tunesische wateren te vinden zijn, heeft Nouira de ultieme combinatie van twee verschillende soorten murex ontdekt die een lang houdbare, diepe en intense tint paars oplevert. In de twaalf jaar dat hij experimenteerde met technieken voor het onttrekken, drogen en verven, heeft hij geprobeerd om methoden die de Feniciërs gebruikten te reproduceren, en dankzij de kennis die hij daarbij opdeed is hij nu een ware voorvechter van natuurlijke verfstoffen en een bron van informatie over de Feniciërs.
‘Veel mensen hebben wel eens gehoord van de Feniciërs en hun ontdekking van en handel in de paarse kleurstof. Maar heel weinig mensen hebben enig idee hoe geavanceerd hun technieken waren en hoeveel kleurvariaties ze konden maken,’ zegt de Britse avonturier Philip Beale, die onlangs met een replica van een Fenicisch schip van Tunis naar Amerika is gevaren om te bewijzen dat deze eeuwenoude beschaving die reis duizenden jaren vóór Christoffel Columbus had kunnen maken. ‘Ghassen heeft de technieken die hiervoor nodig zijn meer dan tien jaar bestudeerd en daardoor weten we nu heel veel over dit oude ambacht.’

Tyrisch purper

Tegenwoordig geeft Nouira in heel Tunesië workshops op scholen, in musea, bij bedrijven en tijdens historische of culturele evenementen. Hij heeft dan altijd een houten kist bij zich met daarin tientallen kleurstalen (in poedervorm en als lapjes), gedroogde murex-pigmentklieren, schelpen, en een assortiment gereedschappen. En vaak gaan mensen na zijn lezingen en demonstraties zelf ook aan de slag. Zo zou geschiedenis onderwezen moeten worden, vindt hij.
‘De Feniciërs waren geniaal,’ zegt Nouira. ‘Het waren de scheikundigen van de antieke wereld, al werkten ze met de meest basale middelen.’ Hoe briljant ze waren blijkt wel uit het feit dat ze erin slaagden om steeds precies dezelfde kleur Tyrisch purper te produceren, een diep, roodpaars pigment dat ooit tien tot vijftien keer zoveel waard was als goud. En dat maakten ze in commerciële hoeveelheden, waarvoor veel mensen nodig moeten zijn geweest die dag en nacht doorwerkten.
De oorspronkelijke Fenicische kleuren bleven eeuwig mooi. ‘Tyrisch purper wordt met de tijd robuuster en onder invloed van zonlicht wordt de kleur alleen maar dieper,’ vertelt Nouira.
Een 2500 jaar oud paardenhalster dat in Iran is gevonden ‘zag eruit alsof het gisteren was geverfd’. De Feniciërs zochten het hele Middellandse Zeegebied af naar murex en als ze die ergens in overvloed vonden, beschouwden ze die plek als een goede plek om zich te vestigen en een werkplaats voor de productie van de kleurstof te beginnen. In de tiende eeuw voor Christus waren er honderden van dit soort productiecentra, en de grootste waren Tyrene, Sidon (allebei in het huidige Libanon) en de antieke stad Meninx in Djerba (Tunesië). ‘Alles wijst erop dat de paarse kleurstof uit Meninx zelf niet werd geëxporteerd, maar ter plaatse werd gebruikt voor het verven van stoffen, die vervolgens elders werden verkocht.’
Na hun verovering van Carthago in 146 voor Christus en hun onderwerping van de Feniciërs probeerden de Romeinen de Fenicische cultuur te vernietigen en daardoor is er maar weinig informatie over hun verftechnieken bewaard gebleven. Er is wel een tekst van de Romeinse schrijver Plinius de Oudere (23-79 v Chr.) over de kleur paars, maar niet over de techniek daarachter. Volgens de Duitse archeoloog Stefan Ritter, die deel uitmaakte van een Tunesisch-Duits archeologisch team dat tot 2019 in Meninx opgravingen deed, was de welvaart van deze stad gegrondvest op de productie van de paarse kleurstof. Nouira heeft de plek bezocht en vertelt dat er bij het graafwerk ook industriële hoeveelheden murex-schelpen zijn aangetroffen.
Een jaar geleden is hij begonnen met het maken van verfsetjes, houten kistjes met pigmentpoeder, proeflapjes, murex-schelpen en pigmentklieren.
Op het deksel staat ‘Carthaags paars’ gedrukt in Oud-Fenicisch schrift. Deze souvenirkistjes, die in één setje het hele verhaal van de paarse kleurstof vertellen, hebben een bredere culturele betekenis. Ze geven niet alleen over de hele wereld meer bekendheid aan de Carthaagse en Fenicische cultuur en geschiedenis, maar ook aan de natuurlijke verfmethoden.
Nouira combineert zijn passie voor de kleur paars met zijn gezin van drie kinderen en zijn fulltimebaan als afdelingshoofd bij een marktonderzoekbureau. Hij financiert een deel van zijn research- en productiekosten met de opbrengst uit de verkoop van de kleurstof. Tot nu toe heeft hij tientallen kistjes verkocht, over vijf continenten, aan allerlei klanten, onder wie verscheidene rabbi’s en priesters. Zijn christelijke klanten verwijzen vaak naar een tekst in de Bijbel waarin staat dat Christus ‘een purperen mantel’ aan kreeg voordat hij werd gekruisigd (Marcus 15:17); joodse afnemers zijn meer geïnteresseerd in de blauwtinten. Nouira vindt het een mooi idee dat hij als islamitische verfmaker zijn traditionele kleurstof aan christenen en joden verkoopt.
Maar hoe groot de belangstelling van buiten ook is, zijn passie voor de kleur paars blijft heel persoonlijk. ‘Elke dag dank ik God voor deze zegening, die mijn leven in zo veel opzichten heeft veranderd,’ zegt Nouira. ‘En zelfs na twaalf jaar is het nog steeds een magisch proces: ik weet nooit precies welke kleur een partij schelpen zal opleveren.’